Geschiedenis

De geschiedenis van de rijkunst loopt als een rode draad in mijn dagelijkse taak als trainer.

Hoe het begon…

Vroeger was een wendbaar en gehoorzaam paard van levensbelang. De klassieke rijkunst richtte zich van oorsprong op het opleiden van een gebruikspaard, met name voor oorlogsvoeringen. Er gingen jaren van zorgvuldige training aan vooraf alvorens het paard met zijn berijder het slagveld in mocht. Van een goed opgeleid paard werd verwacht dat hij wendbaar was, dus op de plaats scherpe wendingen kon maken alsmede bepaalde manoeuvres ter aanval of verdediging. Was de ruiter niet in staat om zijn paard zodanig op te leiden en belandde je met een op hol geslagen paard in vijandelijk gebied dan kostte dit je leven.

De basisopleiding van een dergelijk paard nam zo’n 6 tot 8 jaar in beslag en de opleiding van een ruiter zelfs nog langer. De ruiter kreeg namelijk eerst jarenlang zitles op een hoog opgeleid paard en ontwikkelde hierdoor een enorm verfijnd ruitergevoel.

Rond 1700 verdween de noodzaak om te paard oorlogen te voeren en werd de rijkunst als kunst beoefend. De rijkunst leidde tot goed geschoolde, verzamelde en wendbare paarden die op elegante wijze de moeilijkste oefeningen konden uitvoeren.

Hiervoor gebruikte men de kennis die men uit de geschiedenis mee had genomen. Zo zijn er geschriften van eeuwen geleden bewaard gebleven waar al in werd omschreven hoe een paard er van nature uitzag (natuurlijke scheefheid) en welke problemen dit met zich meebracht als men het paard wilde berijden.

Door de eeuwen heen kennen we verschillende grootmeesters. Hieronder een aantal van hen die een belangrijke invloed hebben gehad op de geschiedenis van de Klassieke Rijkunst.

Xenophon 430-355 v. Chr.

De eerste Grootmeester die onze geschiedenis kent is Xenophon, die leefde van 430-355 v Chr .

De Griekse soldaten reden hun paarden op een deken die vastgebonden werd met een stuk touw om de buik of borst van het paard of gewoon op de blote rug met de benen recht naar beneden en hun dijen strak aangesloten aan het paard. Zo was de Griekse soldaat altijd gereed om zijn speer te werpen.

De Griekse Xenophon stamde uit een welgestelde aristocratische familie en was een vriend en leerling van de bekende filosoof Socrates. Hij wordt gezien als de eerste grootmeester die de geschiedenis kent. Hij schreef een boek over paardrijden ‘Peri Hippikes’ wat als eerste rijkunstige werk wordt beschouwd. Hierin schreef hij bijvoorbeeld: “Alleen met een wendbaar paard kan men ten strijde trekken.” Tevens beschreef hij het nut van de zijgangen in de training van de gevechtspaarden.

Heel diervriendelijk ging het er in Athene en Sparta niet aan toe. Xenophon wijst erop dat men de paarden altijd moet muilkorven, bij het poetsen, opzadelen etc. Meermalen blijkt dat de Grieken hun paarden eerder als gevaar zagen dan als een vriend. Dat kan ook te maken hebben met dat ze uitsluitend op hengsten reden. Toch wordt Xenophon terecht als de profeet van horsemanship en paardvriendelijk rijden gezien. Hij geeft af op hen die willen pronken door hun paard in de mond te rukken terwijl ze hem aansporen. Hij schrijft: “Indien men het paard leert gaan met zacht gespannen teugel en de hals hoog leert dragen en van het hoofd afwelven, dan zal men bemerken dat het paard zodanige dingen doet waarin het zelf genoegen heeft en waarop het trots is.”

Hij beschouwde het paard als partner en waarschuwt in zijn boek voor overmatig straffen en wreedheid. Hij hechtte veel waarde aan het gymnastiseren van het paard om hem zo fysiek en mentaal gezond te houden. Hij zette zich niet af tegen laag rond en diep maar tegen slecht paardrijden.

(bron: horses.nl paardenkrant)

Middeleeuwen 400-1400

De Middeleeuwen was een periode van de riddercultuur. In deze tijd hadden landen geen staande legers. Om een ridder te worden moest je zoon zijn van een ridder, van adellijke afkomst zijn of veel geld of veel land hebben. Met zijn harnas en jarenlange opleiding domineerde de ridder de slagvelden van Europa. Opvallend was dat jonge ridders al erg vroeg opgeleid werden, al vanaf hun 6e jaar. Terwijl een paard pas als veulen af werd beschouwd als hij alle tanden gewisseld had (5 jaar).

Eerst was de jongen page (bediende) van een ridder en kreeg hij les in paardrijden, godsdienst en algemene kennis en gevechtstechnieken.

Eenmaal tiener werd de page schildknaap en mocht hij op de paarden en de uitrusting van de ridder passen. Ook moest hij leren zijn mannetje te staan op het slagveld. Na 7 jaar als schildknaap werd de schildknaap als ridder geslagen mits hij dit kon betalen. Kon hij geen paard, harnas of wapens kopen dan moest hij in de prijzen zien te vallen bij riddertoernooien. Een harnas van een ridder kon wel zo’n 50 kilo wegen en eenmaal van het paard gevallen kwam de ridder vaak niet snel genoeg meer overeind wat zijn einde betekende. In die tijd werd dan ook de stijgbeugel uitgevonden. Zonder deze stijgbeugels konden de ridders hun balans niet vinden in dat zware harnas en gleden ze te makkelijk van hun paard. Door de stijgbeugels hadden ze meer balans en dus meer overlevingskans.

Een zorgvuldig opgeleid paard werd in die tijd 30 jaar en de ridder gemiddeld 40 jaar. Ruiter en paard werkte dus een leven lang samen.

Omdat het paard van een ridder zijn levensverzekering was werd het paard zorgvuldig uitgezocht. Hij moest sterk genoeg zijn om de ridder met zijn zware harnas en wapens te dragen. Hij werd zorgvuldig opgeleid waarbij hij in de hitte van de strijd 100% op de kleinste hulpen moest blijven reageren en hij extreem wendbaar moest zijn en achterwaarts en snel zijwaarts moest kunnen gaan.

Er zijn vele beroemde ridders met even bekende paarden. De juiste man op de juiste plaats bepaalde de geschiedenis en zo’n man was Karel de Grote. Grootmeesters uit die tijd zijn niet echt bekend omdat elke ridder eigenlijk zijn eigen paard opleidde.

 

Renaissance – Antoine de Pluvinel 1555-1620

In deze tijd voerden Koningen hun legers aan en lieten zij zich opleiden door Grootmeesters in de Rijkunst, waaronder Antoine de Pluvinel. Pluvinel was een leerling van Grisone. Grisone stichtte in 1532 de eerste rij-academie. Grisone was een man die er een gewelddadige manier van opleiden van het paard op na hield. Grisone benoemt bijvoorbeeld in zijn boek het gebruik van brandende fakkels, krabbende katten of het gebruik van scherpe bitten.

Toen Pluvinel in Frankrijk als meester werkte voor het Franse hof, bracht hij zijn eigen filosofie naar voren. In die tijd werd het paard namelijk als een wezen gezien zonder ziel of gevoel voor pijn. Hij stond hier lijnrecht tegenover. Hij vond dat de mens eerst het paard moest begrijpen voordat het paard de mens kon begrijpen!

Pluvinel vermijdt juist gewelddadige methodes. In zijn geschrift ‘l’Instruction du Roy’ wordt duidelijk dat hij een zachte omgang met paarden vooropstelde. Het straffen gebeurde door de stem te verheffen. Met het gebruik van de zweep moest men spaarzaam omgaan. Ondanks dat ze opgeleid werden voor het slagveld. In dit boek lezen we ook dat hij diverse Franse koningen en hun paarden heeft opgeleid. Waaronder Lodewijk de 13e. Hij schetst meerdere malen in dit boek dat de volte de moeilijkste oefening voor het paard is. Pluvinel erkende al dat tijd en systematiek noodzakelijk waren om het paard zowel fysiek als psychisch gezond te houden.

De Barokke Tijd – Francois Robichon De La Guérinière 1688-1751

In deze tijd werd oorlogsvoering te paard minder belangrijk. Zo ontstond de kunst ‘l’Art pour l’Art’, ‘De rijkunst voor de rijkunst’. Guèriniére werd beschouwt als een genie op het gebied van de rijkunst. In zijn boek, ‘École de cavalerie’, benadrukt hij het gebruik van de losgelatenheid om moeilijkere oefeningen te kunnen uitoefenen. Hij werkte zeer methodisch en zonder geweld. Alle oefeningen moesten ontspannen gaan.

Zijn motto is: Een paard wat zich niet laat buigen in de lengte is niet soepel en kan daarmee geen moeilijke oefeningen doen.

Hij ontdekte ook de schouderbinnenwaarts op de rechte lijn die tot dan altijd alleen op de volte werd gereden.

Hij stelde vast dat de schouder van het paard teveel belast werd op de volte. Hij ontwikkelde deze oefening op de rechte lijn om het paard fijn over de rug te krijgen en uit te balanceren.

Ook vond hij de halve ophoudingen uit die het paard zacht remt. Voor hem hadden de meeste grootmeesters hun paard met terugwerking in de mond laten halthouden en werden de paarden zo dus met kracht stilgezet.

Een belangrijke voorganger in de geweldloze africhting van paarden was Antoine de Pluvinel (1555-1620) maar Guérinière beschouwde de opleiding van paarden als een perfectionering van de natuur en greep daarom op sommige onderdelen, zoals bijvoorbeeld met de galoptraining, verder dan zijn voorgangers.

 

Franse Revolutie – Gustav Steinbrecht 1808-1885

Door gebruik van kanonnen op het slagveld kwam de behoefte om snellere paarden te gebruiken die krachtig en stuwend konden bewegen zoals bijvoorbeeld de Engelse volbloeden en de Arabische paarden in plaats van de Spaanse barokke paarden die beter waren in verzameling omdat deze van nature meer buiging in de achterbenen hadden. Echter er was nog wel behoefte aan verzameling omdat alleen snelheid niet veilig was. Men moest natuurlijk ook makkelijk kunnen wenden, stoppen, draaien etc. Voor de Pruisische Cavalerie ontwikkelde Steinbrecht daarom een trainingsmethode met als doel dat de rekruten hun paarden in conditie konden houden tijdens de lange marsen naar de veldslagen. Hij ontdekte dat je de paarden door stelling, buiging en zijgangen kon rechtrichten en dat door deze oefeningen de achterhand er meer onderkwam waardoor je verzameling verkreeg. Van hieruit komt dan ook zijn beroemde zin: ”Richt uw paard recht en rijdt hem voorwaarts.”

Oorlog voeren ging nu niet meer van man tot man maar men ging met grote groepen soldaten en hun paarden naar het front. Er werd in die tijd niet veel tijd meer besteed aan de opleiding van zowel ruiter als paard. Het belangrijkste doel was voor de soldaten om niet van hun paard te vallen. Hierdoor ontstond een eigenaardige manier van rijden die niet echt pedagogisch verantwoord genoemd kan worden. Van kwaliteit naar kwantiteit. Het was niet alleen de tijd van Steinbrecht, ook Baucher vinden we in die tijd. Hij leidde paarden op voor circusdressuur. Het gymnastiseren maakte plaats voor meer africhten en dresseren van het paard. In tegenstelling tot Guérinière die juist systematische gymnastiserende arbeid gebruikte. Dit was dan ook de reden dat Baucher bekritiseerd werd. Baucher leerde de paarden bijvoorbeeld achterwaarts te galopperen en de Spaanse pas in draf uit te voeren. De leer van Steinbrecht is nog steeds een richtlijn voor de huidige moderne dressuur. In 1886 kwam zijn boek Das Gymnasium Des Pferdes uit, een jaar na zijn dood. Hij schreef dit boek voor hoe onervaren ruiters op onervaren paarden verantwoord konden rijden.

Citaten:

”Zolang een paard van vlees en bloed is zal men, net als naar de ‘Steen der Wijzen’, tevergeefs blijven zoeken om een middel te vinden dat de dressuur overbodig maakt.”

“Alchemie is een oude kunst die vooral in de Middeleeuwen bedreven werd. Een sleutelrol in de alchemie werd toegeschreven aan een bepaalde stof, ‘Steen der Wijzen’ genaamd. Deze stof zou gewone metalen in goud of zilver kunnen veranderen en zou in een drank het eeuwige leven geven aan wie het opdronk.”

“De steen is nooit gevonden en zo zal er ook nooit een middel gevonden worden om de dressuur overbodig te maken.”

Grootmeesters uit de 20e eeuw – Nuno Oliviera 1924-1987

De Portugese Nuno Oliviera was de leerling van Mestre Miranda, die zelf een rijschool in Lissabon had en tevens de laatste grootmeester was van de Koninklijke familie op de rijschool Palécio des Necessidades. Mestre Miranda overleed in 1940. Nuno Oliviera was onder de indruk van zijn leermeester en schreef dat hem de grote discipline en kalmte en de perfecte gehoorzaamheid van zijn paarden het meest is bijgebleven. Oliviera zelf was in staat om de oude leer en kennis van Baucher, Steinbrecht en Mestre Miranda zo te interpreteren dat hij in combinatie met zijn eigen inzichten een briljante trainer werd die zijn paarden in een totale ontspanning en lichtheid aan de hulpen kon rijden. Hij had een ongelooflijk fijn gevoel voor paarden waardoor hij ze met minimale hulpen kon rijden.

 

Egon von Neindorff 1923-2004

Hij was de laatste grootmeester van Duitsland. Hij bewaakte in zijn Academie in Karlsruhe het erfgoed van Steinbrecht. Hij wordt ook wel de hoeder van de heilige graal van de klassieke rijkunst genoemd. Hij staat voor het opleiden van ruiter en paard zoals het hoort, met veel liefde en geduld.

Volgens von Neindorff is klassieke rijkunst als een godsdienst. Allebei vereisen ze intensieve studie en beide verwelkomen en accepteren alle soorten studenten. De enige vereisten zijn dat de student bescheiden is en over de inhoud ernstig is. Ook vindt hij dat veel ruiters door hun bovenmatige ambitie helemaal niet de echte betekenis van paardrijden begrijpen.

Citaten:

“Klassiek rijden is natuurlijk rijden, zonder dwang, met veel gevoel en geduld.”

“Leidt het paard nooit op zonder teveel van het edele dier te verlangen. Het paard bepaalt de opleidingsduur.”

’’Dressuur is geen doel op zich. Daar waar dressuur het doel is, gaat heel veel mis ten koste van het paard. Hij moet op driejarige leeftijd in de sport lopen en als hij zeven is moet hij al met een been in de Grand Prix staan. En dan verbazen eigenaren zich dat een paard niet gezond oud wordt. Het zijn echter de eigenaren zelf die de paarden in de neerwaartse spiraal brengen. Ze overbelasten het paard fysiek waardoor het uiteindelijk ook psychisch ten gronde gaat. Als je de dieren als knechten behandelt in plaats van als de edele dieren die ze zijn, dan worden ze niet oud.’’

’’Paarden worden door de jarenlange training echte atleten, ze worden mooi en vooral sterk.’’

Bent Branderup

Een van de meest begaafde leerlingen van Egon von Neindorff was Bent Branderup.

Hij is heden ten dage de grootmeester in de Academische Rijkunst en beheerst alle rijkunstige oefeningen t/m de Hoge School. Hij is van jongs af aan in de ban van het paard en alles wat daarmee te maken heeft. Hij trok door Europa op zoek naar hippologisch cultuurgoed. Hij bestudeerde de klassieke werken van oude grootmeesters als Antoine de Pluvinel, Francois Robichon de la Guérinière en Steinbrecht.

Branderup reed bij de beste ter wereld; in de Real Escuela Andaluza del Arte Ecuestre in Spanje, bij Nuno Oliviera in Portugal en bij Egon von Neindorff in Duitsland.

Bent Branderup schreef vele boeken over de rijkunst met onder meer de vertalingen van de werken van Pluvinel en de la Guérinière en maakte video’s en dvd’s.

Zijn missie is om de oorspronkelijke rijkunst weer in haar oude luister te herstellen en weer onder de ruiters te doen herleven.